EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Duits
Malmberg
Na Klar!
Na Klar4-4h
Naklar4-4h-K1-DN
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Duits
Nederlands
begeistert
=
enthousiast
bestimmt
=
zeker
blöd
=
stom
erreichen
=
bereiken
die Faulheit
=
de luiheid
leicht
=
gemakkelijk
die Lust
=
de zin
sauber
=
schoon
sonst
=
anders
zelten
=
kamperen
die Art / die Gattung
=
de soort
die Beziehung
=
de relatie
sich entscheiden
=
beslissen
das Gelände
=
het terrein
klar
=
duidelijk
die Note
=
het cijfer
die Realschule
=
het vmbo / de havo
reichen
=
voldoende zijn
schaffen
=
redden
stattfinden
=
plaatsvinden
steigern
=
verbeteren
tatsächlich
=
daadwerkelijk
das Ziel
=
het doel
zunächst
=
allereerst
zwingen
=
dwingen
der Erfolg
=
het succes
nur
=
alleen maar
schwierig / schwer
=
moeilijk
der Spaß
=
het plezier
der Unterschied
=
het verschil
verstehen
=
begrijpen
versuchen
=
proberen
weil
=
omdat
wichtig
=
belangrijk
witzig / lustig
=
grappig
brauchen
=
hebben nodig
gemütlich
=
gezellig
genau
=
precies
herausfinden
=
ontdekken
irgendwie
=
op de een of andere manier
irgendwo
=
ergens
krank
=
ziek
lästern
=
roddelen
machen
=
doen
richtig
=
juist
der Schritt
=
de stap
umbauen
=
verbouwen
das Verständnis
=
het begrip
die Verwandten
=
de familieleden
vielleicht
=
misschien
ausfüllen
=
invullen
auswendig
=
uit het hoofd
billig
=
goedkoop
die Ferien
=
de vakantie
die Gesellschaft
=
de maatschappij
leider
=
helaas
der Streit
=
de ruzie
versprechen
=
beloven
wenn
=
als / wanneer
die Anzeige
=
de advertentie
sich beschweren
=
klagen
die Gebühr
=
het tarief
der Kumpel
=
de vriend
das Märchen
=
het sprookje
das Mitglied
=
het lid
die Öffentlichkeit
=
de openbaarheid
der Ort
=
de plek
schade
=
jammer
stolz
=
trots
weh tun
=
pijn doen
zärtlich
=
teder
die Abschwächung
=
de afzwakking
also
=
dus
die Aussage
=
de uitspraak
denn
=
want
erklären
=
uitleggen
der Fehler
=
de fout
die Folge
=
het gevolg
die Fortsetzung
=
de voortzetting
der Gegensatz
=
de tegenstelling
meinen
=
bedoelen
schon
=
al
übereinstimmen
=
overeenkomen
sich zu verhalten
=
verhouden zich tot elkaar
zeigen
=
laten zien
zwar
=
weliswaar