Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Duits Nederlands
  • ablenken = afleiden
  • der Gegenstand = het voorwerp
  • sich merken = onthouden
  • verfügen über = beschikken over
  • zart = tenger
  • die Bedingung / die Voraussetzung = de voorwaarde
  • sich ähnlich sehen = op elkaar lijken
  • verzichten auf = afzien van
  • erforderlich = vereist
  • irgendwer = de een of ander / iemand
  • die Abreise = het vertrek
  • falls = als
  • frieren = het koud hebben
  • gruselig = eng
  • nervig = irritant