Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Duits Nederlands
  • der Knöchel = de enkel
  • das Gelenk = het gewricht
  • das Fieber = de koorts
  • frieren = het koud hebben
  • das Medikament = het medicijn
  • die Entzündung = de ontsteking
  • sich erbrechen = overgeven
  • die Schmerzen = de pijn
  • zittern = rillen
  • die Schulter = de schouder
  • schlucken = slikken
  • der Muskel = de spier
  • erkälten, sich = kou vatten
  • verschwinden = verdwijnen
  • die Stirn = het voorhoofd