EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Duits
ThiemeMeulenhoff
ZugSpitze
HAVO - Leerjaar 2 - 1e editie
HAVO 2 – Schritt 6-11
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Duits
Nederlands
der Arm
=
de arm
die Arme
=
de armen
der Arzt
=
de arts
die Ärzte
=
de artsen
der Bauch
=
de buik
die Bauchschmerzen
=
de buikpijn
das Bein
=
het been
die Beine
=
de benen
erkältet sein
=
verkouden zijn
das Fieber
=
de koorts
furchtbar
=
vreselijk
der Fuß
=
de voet
die Füße
=
de voeten
das Gesicht
=
het gezicht
die Grippe
=
de griep
der Hals
=
de hals
die Hand
=
de hand
die Hände
=
de handen
husten
=
hoesten
der Kopf
=
het hoofd
die Kopfschmerzen
=
de hoofdpijn
der Körper
=
het lichaam
die Krankheit
=
de ziekte
die Krankheiten
=
de ziektes
der Magen
=
de maag
das Medikament
=
het medicijn
die Medikamente
=
de medicijnen
der Mund
=
de mond
das Ohr
=
het oor
die Ohren
=
de oren
der Rücken
=
de rug
schlimm
=
erg
die Sprechstunde
=
het spreekuur
sich verletzen
=
gewond raken, gewond zijn
weh tun
=
pijn doen
Es tut weh.
=
Het doet pijn.
die Zahnschmerzen
=
de kiespijn
der Zahn
=
die kies, de tand
die Zähne
=
de kiezen, de tanden
aufräumen
=
opruimen
der Bleistift
=
het potlood
die Bleistifte
=
de potloden
blöd
=
stom
etwas
=
iets
faul
=
lui
die Ferien
=
de vakantie
freundlich
=
vriendelijk
das Heft
=
het schrift
die Hefte
=
de schriften
die Klassenfahrt
=
de schoolreis
der Kugelschreiber
=
de pen
die Kugelschreiber
=
de pennen
langweilig
=
saai
notieren
=
noteren
notwendig
=
noodzakelijk
die Pause
=
de pauze
die Pausen
=
de pauzes
planen
=
plannen
sogar
=
zelfs
der Stundenplan
=
het rooster
täglich
=
dagelijks
toll
=
leuk
verabreden
=
afspreken
wählen
=
kiezen
wieder
=
weer
das Zeugnis
=
het rapport
die Zeugnisse
=
de rapporten
Biologie
=
biologie
Chemie
=
scheikunde
Englisch
=
Engels
Erdkunde
=
aardrijkskunde
Französisch
=
Frans
Geschichte
=
geschiedenis
Mathematik
=
wiskunde
Physik
=
natuurkunde