EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Duits
ThiemeMeulenhoff
ZugSpitze
VWO - Leerjaar 2 - 1e editie
VWO 2 – Schritt 21
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Duits
Nederlands
die Apotheke
=
de apotheek
in die Apotheke
=
naar de apotheek
der Arm
=
de arm
die Arme
=
de armen
Welcher Arm schmerzt?
=
Welke arm doet pijn?
der Arzt
=
de arts
die Ärzte
=
de artsen
der Bauch
=
de buik
die Bauchschmerzen
=
de buikpijn
das Bein
=
het been
die Beine
=
de benen
Welches Bein tut weh?
=
Welk been doet pijn?
dringend
=
dringend
erkältet sein
=
verkouden zijn
das Fieber
=
de koorts
furchtbar
=
vreselijk
der Fuß
=
de voet
die Füße
=
de voeten
das Gesicht
=
het gezicht
die Grippe
=
de griep
der Hals
=
de hals, de keel
die Hand
=
de hand
die Hände
=
de handen
Welche Hand ist verletzt?
=
Welke hand is gewond geraakt?
husten
=
hoesten
der Kopf
=
het hoofd
die Kopfschmerzen
=
de hoofdpijn
der Körper
=
het lichaam
die Krankheit
=
de ziekte
die Krankheiten
=
de ziektes
der Magen
=
de maag
das Medikament
=
het medicijn
die Medikamente
=
de medicijnen
der Mund
=
de mond
das Ohr
=
het oor
die Ohren
=
de oren
der Rücken
=
de rug
schlimm
=
erg
die Sprechstunde
=
het spreekuur
sich verletzen
=
gewond raken, gewond zijn
wehtun
=
pijn doen
Es tut weh.
=
Het doet pijn.
der Zahn
=
de tand, de kies
die Zähne
=
de tanden, de kiezen