EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Duits
ThiemeMeulenhoff
AusBlick
1 HAVO
Lektion 2 – Verben
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Duits
Nederlands
achten auf
=
letten op
sich amüsieren
=
zich amuseren
angeben
=
opscheppen
anschauen
=
bekijken
sich ärgern über
=
zich ergeren aan
ausgehen
=
uitgaan
aussehen
=
eruitzien
sich beschäftigen mit
=
zich bezighouden met
jemanden/etwas Beschreiben
=
iemand/iets beschrijven
bestimmen
=
bepalen
denken an
=
denken aan
diskutieren mit
=
bespreken met; discussiëren met
sich erinnern an
=
zich herinneren
gefallen
=
bevallen
hören auf
=
luisteren naar
sich kennen
=
elkaar kennen
sich kennenlernen
=
leren kennen
lächeln
=
glimlachen
lachen
=
lachen (om); lachen om; lachen
jdn. nerven
=
iemand op de zenuwen werken
passen zu
=
passen bij
planen
=
plannen
probieren
=
proeven; proberen
reden über
=
praten over
shoppen gehen
=
shoppen; winkelen
sich streiten mit, über
=
ruzie maken met, over
studieren
=
studeren
sich trennen von
=
zich scheiden van
telefonieren mit
=
bellen met
träumen von
=
dromen van
sich unterhalten mit, über
=
spreken met, over
sich verlieben in
=
verliefd worden op
vermissen
=
missen
sich verstehen
=
goed kunnen opschieten (met); goed kunnen opschieten met; goed kunnen opschieten
zusammenpassen
=
bij elkaar passen; overeenkomen