Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Duits Nederlands
  • die Nase voll haben = er genoeg van hebben
  • der Laden = de winkel
  • die Läden = de winkels
  • rein = erin
  • raus = eruit
  • da = daar
  • drüben = verderop
  • die Flicken = de opzetstukken / de stukken
  • geil was = gaaf hè
  • suchen = zoeken
  • danach = daarna
  • sieh mal = kijk eens
  • Lust haben = zin hebben
  • lieber = liever
  • bestimmt = zeker
  • dauern = duren
  • länger = langer
  • die Minute = de minuut
  • die Minuten = de minuten
  • bis = tot
  • anprobieren = aanpassen / passen
  • die Größe = de maat
  • Moment mal = Ogenblikje
  • tausend = duizend
  • tausendste = duizendste
  • der Kunde = de klant
  • umsonst = gratis / voor niets / gratis, voor niets
  • Na, so was! = Nou ja, zeg!
  • reingehen = naar binnen gaan
  • treffen = tegenkomen / ontmoeten
  • sagen wir = laten we zeggen
  • in zehn Minuten = over tien minuten
  • die Umkleidekabine = het pashokje