- Duits Nederlands
- wunderschön = erg mooi
- gewohnt = gewend
- tagsüber = overdag
- der Lieblingsplatz = de lievelingsplek
- neugierig = nieuwsgierig
- verschmust = knuffelig / aanhalig
- total ruhig = erg rustig
- ein neues Zuhause = een nieuw thuis
- verkaufen = verkopen
- zahm = tam
- die Interesse = belangstelling
- sich trennen von = afstand doen van
- ungerne = niet graag
- das Meerschweinchen = de cavia
- vor kurzem = onlangs
- sich erkranken = ziek worden
- ursprünglich = oorspronkelijk
- die Ferieninsel = het vakantie-eiland
- klar = duidelijk
- die Gesundheit = de gezondheid
- der Schatz = de schat
- der Garten = de tuin
- kastriert = gecastreerd
- umgänglich = gemakkelijk in de omgang
- bisherig = vorig / tot nu toe / vorig, tot nu toe
- eigenwillig = eigenwijs / eigenzinnig
- wer das Sagen hat = wie de baas is
- das Verhalten = het gedrag