Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Duits Nederlands
  • wann = wanneer
  • die Übung = de oefening
  • der Kugelschreiber / der Kuli = de balpen
  • das Buch = het boek
  • die Bücher = de boeken
  • die Note = het cijfer
  • die Gitarre = de gitaar
  • das Klavier = de piano
  • Musik hören = naar muziek luisteren
  • der Computer = de computer
  • das Spiel = het spel
  • einkaufen = boodschappen doen
  • Tennis spielen = tennissen
  • ins Kino gehen = naar de film gaan
  • schwimmen = zwemmen
  • tanzen = dansen
  • am Wochenende = in het weekend
  • ausschlafen = uitslapen
  • fernsehen = tv-kijken
  • Rad fahren = fietsen
  • Sport treiben = sport beoefenen