EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Duits
De Uitgeversgroep
Duits op A2-niveau (ook H, T en R)
A2 - 1e editie
Hoofdstuk 5.0 - Unterhaltung und aktivitäten
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Duits
Nederlands
abbauen
=
afbreken
der Abschluss
=
de afsluiting
zuerst
=
als eerste
die Unterhaltung
=
het amusement
der Grillplatz
=
de bbq-plaats
wichtig
=
belangrijk
hauptberuflich
=
belangrijkste beroep, het
Benötigtes
=
benodigdheden, de
das Kino
=
de bioscoop
das Bogenschießen
=
het boogschieten
der Waldrand
=
de bosrand
der Brotspieß
=
de broodspies
der Ansprechpartner
=
de contactpersoon
danach
=
daarna
das Pony
=
de pony (dier)
der Pony
=
de pony (haar)
das Tier
=
het dier
vielfältig
=
divers
allerdings
=
echter, toch, ondertussen
Rad fahren
=
fietsen
gelungen
=
geslaagd
Spitze!
=
Geweldig!
hat verstanden
=
heeft begrepen
der Hund
=
de hond
der Planwagen
=
de huifkar
die Jugendlichen
=
de jeugd
das Lagerfeuer
=
het kampvuur
die Katze
=
de kat
die Farben
=
de kleuren
basteln
=
knutselen
das Alter
=
de leeftijd
der Löwe
=
de leeuw
der Körper
=
het lichaam
die Limo
=
de limonade
faulenzen
=
luieren
der See
=
het meer
der Norden
=
het noorden
einüben
=
oefenen, repeteren
beliebig
=
om het even
inzwischen
=
ondertussen
der Empfang
=
de ontvangst
die Urkunde
=
de oorkonde
der Osten
=
het oosten
aufbauen
=
opbouwen
veranstalten
=
organiseren
aufkleben
=
plakken
die Probe
=
de proef
die Schatzsuche
=
het schatzoeken
malen
=
schilderen
schminken
=
schminken
schreiben
=
schrijven
der Saisonbeginn
=
het seizoenbegin
die Saisonsverstärkung
=
het seizoenswerk
der Spielplatz
=
de speelplaats
der Schnitzeljagd
=
de speurtocht
der Strand
=
het strand
zeichnen
=
tekenen
das Zelt
=
de tent
vor Ort
=
ter plaatste
der Tiger
=
de tijger
das Turnier
=
het toernooi
die Verkleidtruhe
=
de verkleedkist
sammeln
=
verzamelen
die Vorbereitung
=
de voorbereiding
die Vorstellung
=
de voorstelling
das Tretboot
=
de waterfiets
der Westen
=
het westen
das Meer / die See
=
de zee
der Sommer
=
de zomer
die Sonne
=
de zon
der Süden
=
het zuiden
die Badehose
=
de zwembroek