EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Duits
Scholar VOF
Beruf im Tourismus
A2 - Deel A2
Hoofdstuk 2 - Erste Kontakte, Seite 34 - die Wörter 51 - 100 ->
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Duits
Nederlands
der Nebenjob
=
het bijbaantje
der Beruf
=
het beroep
die Arbeit
=
het werk
der Small Talk
=
de small talk
der Besucher
=
de bezoeker
die Person
=
de persoon
helfen
=
helpen
Bitte sehr?
=
Zegt u ‘t maar?
Sie wünschen?
=
u wenst?
wer?
=
wie?
woher?
=
waar vandaan?
wie?
=
hoe?
was?
=
wat?
wann?
=
wanneer?
wie spät?
=
hoe laat?
herzlich willkommen
=
hartelijk welkom
um ... Uhr
=
om ... uur
später
=
later
der Termin
=
de afspraak
der Chef
=
de chef
die Chefin
=
de cheffin
der Direktor
=
de directeur
die Direktorin
=
de directrice
der Kollege
=
de collega (man)
die Kollegin
=
de collega (vrouw)
Herr Schmidt
=
meneer Schmidt
Frau Becker
=
mevrouw Becker
richtig
=
juist
stimmt
=
klopt
empfangen
=
ontvangen
hereinkommen
=
naar binnen komen
hineingehen
=
naar binnen gaan
da sein
=
er zijn
den Mantel ausziehen
=
de jas uitdoen
Platz nehmen
=
plaats nemen
sich setzen
=
gaan zitten
Wie geht es Ihnen?
=
Hoe gaat ‘t met u?
wie lange?
=
hoe lang?
zwei Stunden
=
twee uur
unterwegs sein
=
onderweg zijn
die Reise
=
de reis
dauern
=
duren
der Stau
=
de file
der Unfall
=
het ongeluk
die Umleitung
=
de wegomlegging
mit
=
met
das Auto
=
de auto
der Zug
=
de trein
das Flugzeug
=
het vliegtuig
Wie geht's?
=
Hoe gaat ‘t?