EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Duits
Scholar VOF
Beruf im Tourismus
A2 - Deel A2
Hoofdstuk 3 - Telefonieren, Seite 52 - alle Wörter 1 - 50 ->
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Duits
Nederlands
ein Telefongespräch entgegennehmen
=
een telefoongesprek aannemen
das Telefongespräch
=
het telefoongesprek
das Telefon
=
de telefoon
läuten / klingeln
=
rinkelen
abnehmen
=
oppakken
abheben, den Hörer
=
opnemen
sprechen mit
=
spreken met
hier (Erik Smit)
=
met (Erik Smit)
mein Name ist ...
=
mijn naam is ...
helfen
=
helpen
bitte (sehr)?
=
zegt u ‘t maar?
Deutsch sprechen
=
Duits spreken
ein bisschen
=
een beetje
einen Moment, bitte
=
momentje, a.u.b.
einen Augenblick, bitte
=
ogenblikje, a.u.b.
am Apparat bleiben
=
aan de lijn blijven
verbinden (mit)
=
doorverbinden (met)
mal schauen
=
even kijken
gucken
=
kijken
fragen
=
vragen
nicht da sein
=
er niet zijn
im Büro sein
=
op kantoor zijn
im Haus sein
=
in het hotel zijn
gerade sprechen
=
aan het bellen zijn
eine Pause machen
=
pause hebben
nach Hause gehen
=
naar huis gaan
zu Hause sein
=
thuis zijn
in Urlaub fahren
=
op vakantie gaan
in Urlaub sein
=
op vakantie zijn
verreist sein
=
op reis zijn
unterwegs sein
=
onderweg zijn
dazwischenkommen
=
iets tussen komen
der Unfall
=
het ongeluk
der Stau
=
de file
krank sein
=
ziek zijn
frei haben
=
vrij hebben
zurückkommen
=
terug komen
im Moment
=
op dit moment
jetzt
=
nu
geben
=
geven
der Kollege
=
de collega (man)
die Kollegin
=
de collega (vrouw)
der Direktor
=
de directeur
die Direktorin
=
de directrice
der Chef
=
de chef
die Chefin
=
de cheffin
Entschuldigung!
=
Sorry!
Entschuldigen Sie, bitte!
=
Neemt u mij s.v.p. niet kwalijk!
das Problem
=
het probleem