EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Duits
Scholar VOF
Beruf im Tourismus
B1 - Deel B1
Hoofdstuk 3 - Telefonieren, Seite 51 - die Wörter 118 - 166
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Duits
Nederlands
die Pause
=
de pauze
der Wohnort
=
de woonplaats
die Postleitzahl
=
de postcode
genau
=
precies
versuchen / probieren
=
proberen
etwas zum Schreiben nehmen
=
iets om te schrijven nemen
Entschuldigung / entschuldigen Sie
=
sorry
buchstabieren
=
spellen
es tut mir leid
=
ik vind het spijtig / jammer
bald
=
spoedig
Deutsch sprechen
=
Duits spreken
telefonieren
=
telefoneren
gerade telefonieren
=
aan het telefoneren zijn
das Telefongespräch
=
het telefoongesprek
der Anruf
=
het telefoontje
zurück sein
=
terug zijn
zurückrufen / noch einmal anrufen
=
terugbellen
Unterstrich
=
underscore (bij e-mail)
Stunde(n)
=
uur (tijdsduur)
Uhr
=
uur (tijdstip)
der Urlaub
=
vakantie (als je werkt)
die Ferien
=
vakantie (als je naar school gaat)
ab
=
vanaf (tijdstip)
heute Abend
=
vanavond
heute Nachmittag
=
vanmiddag
heute Morgen
=
vanmorgen
selbstverständlich
=
vanzelfsprekend
die Verbindung
=
de verbinding (telefoon)
weiterhelfen
=
verder helpen
sich freuen auf (+ 4)
=
zich verheugen op
verstehen
=
verstaan
verschieben auf (+ 4)
=
verzetten naar (afspraak)
bitten ( + 4)
=
verzoeken (om iets te doen)
recht sein (+ 3)
=
iets goed vinden
nächst
=
volgend
fragen (+ 4)
=
vragen (om iets te weten)
wenn
=
wanneer (voorwaarde)
wann
=
wanneer (tijdstip)
wie
=
wat (bij naam, adres)
auf Wiederhören
=
tot wederhoren
die Woche
=
de week
wissen
=
weten
Bescheid sagen
=
laten weten
die Geschäftsreise
=
de zakenreis
bitte sehr
=
zegt u 't maar
auf Wiedersehen / auf Wiederhören
=
tot ziens (formeel)
tschüss
=
tot ziens / doei
sobald
=
zodra