EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Duits
Scholar VOF
Beruf im Tourismus
B1 - Deel B1
Hoofdstuk 6 - Das Hotel - Gäste einchecken, Seite 100 - die Wörter 1 - 51
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Duits
Nederlands
helfen +3
=
helpen
bitte (sehr)!
=
zegt u 't maar!
für (+4) ... etwas tun
=
voor ... iets doen
der Name (7x -n)
=
de naam
begrüßen
=
begroeten
herzlich willkommen
=
hartelijk welkom
wie geht's Ihnen?
=
hoe gaat 't met u?
per E-Mail
=
per e-mail
froh sein/sich freuen
=
blij zijn/zich verheugen
angenehm
=
aangenaam/prettig
schön
=
fijn/mooi
die Reise
=
de reis
lange
=
lang (tijdsduur)
sich befinden (a-u)
=
zich bevinden
in der 3. (dritten) Etage/
=
op de 3e verdieping
das Erdgeschoss
=
de begane grond
an der Vorderseite
=
aan de voorkant
an der Hinterseite
=
aan de achterkant
die (Aus-)Sicht auf (+4)
=
het (uit-)zicht op
der Marktplatz ("-e)
=
het marktplein
der Garten (")
=
de tuin
Das Meer
=
de zee
der See (-n)
=
het meer
die Schüssel (mit Obst)
=
de schaal (met fruit)
das Willkommensgetränk
=
het welkomstdrankje
der Rot-/Weißwein
=
de rode/witte wijn
das Standardzimmer (-)
=
de standaardkamer
das Luxuszimmer (-)
=
de luxe kamer
luxuriös
=
luxe (bijwoord)
der Schreibtisch
=
het bureau
drahtloses Internet
=
draadloos internet
der Bademantel (")
=
de badjas
ein dickes Kissen
=
een dik kussen
die elektronische
=
de elektronische
Schlüsselkarte
=
hotelsleutel
die Nacht ("-e)
=
de nacht
einverstanden sein
=
akkoord gaan
bitten (+4) um
=
verzoeken om
das Anmelde
=
het aanmeldings
formular (-e)
=
formulier
ausfüllen
=
invullen (formulier)
wie ist Ihr Name?
=
wat is uw naam?
die Anfangsbuchstaben
=
de initialen
der Familien-/Nachname
=
de achternaam
die Adresse
=
het adres
die Postleitzahl
=
de postcode
der Wohnort
=
de woonplaats
der Familienstand
=
de burgerlijke staat
verheiratet
=
getrouwd
die Staatsangehörigkeit
=
de nationaliteit