Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Duits Nederlands
  • alle = alle
  • Appartement = het appartement
  • Badezimmer = de badkamer
  • unten = beneden
  • bezahlen = betalen
  • Bruder = de broer
  • draußen = buiten
  • Nachbarn = de buren
  • Zentrum = het centrum
  • teilen = delen
  • viel beschäftigt = druk
  • er = hij
  • wie viel = hoeveel
  • hoch = hoog
  • Miete = de huur
  • Zimmer = de kamer
  • niedrig = laag
  • Licht = het licht
  • am liebsten = het liefst
  • machen = maken
  • pro = per
  • tauschen = ruilen
  • ruhig = rustig
  • Garten = de tuin
  • Etage = de verdieping
  • umziehen = verhuizen
  • in der Nähe von = vlakbij
  • denn = want
  • was für = wat voor
  • Wohnzimmer = de woonkamer
  • sie = zij
  • suchen = zoeken