Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Duits Nederlands
  • Reifen / Kassenband = de band
  • beschäftigt = bezig
  • Ei = het ei
  • dahinterkommen = erachter komen
  • Fahrradmechaniker = de fietsenmaker
  • gebrochen = gebroken
  • Haustürschlüssel = de huissleutel
  • inzwischen = inmiddels
  • Jackentasche = de jaszak
  • Loch = lek
  • gerade = net
  • unterwegs = onderweg
  • unglaublich = ongelofelijk
  • Pech = de pech
  • Portemonnaie = de portemonnee
  • Reserve = de reserve
  • nach Hause kommen = thuiskomen
  • letztendlich = uiteindelijk
  • anschließend = vervolgens
  • vorbei = voorbij
  • wach = wakker
  • Tasche = de zak