Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Duits Nederlands
  • der Arbeitsplatz = de baan, het werk
  • die Atmosphäre = de sfeer
  • der Bauernhof = de boerderij
  • billig = goedkoop
  • doof = stom
  • es gibt = er is, er zijn
  • im Gegenteil = integendeel
  • der Laden = de winkel
  • im Moment = nu, op dit moment
  • spazieren = wandelen
  • teilweise = gedeeltelijk, voor een deel
  • ziemlich = tamelijk