Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Duits Nederlands
  • allerdings = echter
  • bald = gauw, binnenkort
  • beschäftigt sein mit = bezig zijn met
  • entfernt = vandaan, verwijderd
  • ganz = helemaal, heel
  • genau = precies
  • irgendwo = ergens
  • nachher = daarna
  • sicher = veilig
  • spazieren gehen = wandelen
  • vergeblich = tevergeefs
  • das Verhalten = het gedrag