Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Duits Nederlands
  • ausstrahlen = uitzenden
  • bloß = alleen maar
  • dämlich = suf
  • drohen = dreigen
  • erschüttern = verbijsteren
  • feige = laf
  • furchtbar = vreselijk
  • geradewegs = rechtstreeks
  • das Kleinkind = de peuter
  • klug = slim
  • knapp = krap
  • der Kumpel = de vriend
  • die Langeweile = de verveling
  • der Leichtsinn = de lichtzinnigheid
  • der Moderator = de presentator
  • ungewiss = onzeker
  • der Vorsatz = het voornemen
  • wohlfühlen = op zijn gemak voelen