Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Duits Nederlands
  • rudern = roeien
  • segeln = zeilen
  • tauchen = duiken
  • surfen = surfen
  • laufen = (hard)lopen
  • joggen = joggen
  • Rad fahren = fietsen
  • die MP3 = de mp3
  • faulenzen = luieren
  • ausschlafen = uitslapen
  • der Film - die Filme = de film - de films
  • Ski fahren = skieën
  • einladen = uitnodigen
  • feiern = vieren
  • die Fete - die Feten; die Party - die Partys = het feestje - de feestjes
  • tanzen = dansen
  • spannend = spannend
  • blöd = stom
  • super = gaaf
  • lustig; komisch = grappig