EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Duits
Stercollectie
Lijsten
Freizeit Meine Woche - Blok 2 Woordenlijst B
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Duits
Nederlands
joggen
=
joggen
spannend
=
spannend
Ich habe wenig Freizeit.
=
Ik heb weinig vrije tijd.
Am Wochenende habe ich frei.
=
In het weekend heb ik vrij.
Ich höre gern Musik.
=
Ik luister graag naar muziek.
Hast du ein Hobby?
=
Heb jij een hobby?
Ich interessiere mich für Literatur.
=
Ik ben geïnteresseerd in literatuur.
Welcher Sport gefällt dir am besten?
=
Welke sport vind bevalt jou het meest?
Das macht Spaß!
=
Dat is leuk!
Wir singen im Schulchor.
=
Wij zingen in het schoolkoor.
Mein Bruder spielt Flöte.
=
Mijn broer speelt fluit.
Es steht 3:1 (drei zu eins).
=
Het is 3:1.
Was gibt es heute im Kino?
=
Wat draait er vandaag in de bioscoop?
Das Schwimmbad ist von 9 bis 21 Uhr auf.
=
Het zwembad is van 9 tot 21 uur open.
Der Freizeitpark ist nur im Sommer geöffnet.
=
De pretpark is alleen in de zomer geopend.
Das Museum ist montags geschlossen / zu.
=
Het museum is op maandag gesloten / dicht.
Leider sind alle Karten ausverkauft.
=
Helaas zijn alle kaartjes uitverkocht.
Am Dienstag gehen wir zu einer Sportveranstaltung.
=
Op dinsdag gaan we naar een sportevent.
blöd
=
stom
lustig; komisch
=
grappig
super
=
gaaf
tanzen
=
dansen
feiern
=
vieren
die Fete - die Feten; die Party - die Partys
=
het feestje - de feestjes
einladen
=
uitnodigen
Ski fahren
=
skieën
der Film - die Filme
=
de film - de films
ausschlafen
=
uitslapen
faulenzen
=
luieren
Rad fahren
=
fietsen
laufen
=
(hard)lopen
surfen
=
surfen
tauchen
=
duiken
segeln
=
zeilen
rudern
=
roeien