EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Duits
Stercollectie
Lijsten
Personalien - Aussagen C
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Duits
Nederlands
Wie geht's (dir)?
=
Hoe gaat het (met je)?
Mir geht's gut.
=
Met mij gaat het goed.
Wie geht's Ihnen?
=
Hoe gaat het met u?
Nicht so gut.
=
Niet zo goed.
Mir geht's prima.
=
Met mij gaat het prima.
Und dir?
=
En met jou?
Ich habe einen Bruder.
=
Ik heb een broer.
Hast du eine Schwester?
=
Heb jij een zus?
Ich habe keine Geschwister.
=
Ik heb geen broers en zussen.
Mein Bruder heißt Marc.
=
Mijn broer heet Marc.
Meine Mutter heißt Gerlinde.
=
Mijn moeder heet Gerlinde.
Mein Opa wohnt in Hamburg.
=
Mijn opa woont in Hamburg.
Meine Tante wohnt in Dresden.
=
Mijn tante woont in Dresden.