Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Duits Nederlands
  • ich = ik
  • du = jij
  • wir = wij
  • ja = ja
  • nein = nee
  • bitte = alstublieft / alsjeblieft
  • danke = bedankt; dank je / u wel
  • sein = zijn
  • haben = hebben
  • Deutschland = Duitsland
  • Holland = Nederland, Holland
  • und = en
  • der Name = de naam
  • der Vorname = de voornaam
  • der Nachname / der Familienname = de achternaam
  • von = van
  • aus = uit
  • in = in
  • wie = hoe
  • wo = waar
  • woher = waar vandaan
  • hier = hier
  • kein = geen
  • nicht = niet
  • auch = ook
  • gut = goed
  • schlecht = slecht
  • alt = oud