Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Duits Nederlands
  • Wann wird die Maschine abfliegen? = Wanneer zal het vliegtuig vertrekken?
  • Sie müssen zuerst einen Antrag auf ein Visum stellen. = U moet eerst een verzoek voor een visum indienen.
  • Können Sie mich beraten? Ich möchte ... = Kunt u mij raad geven? Ik zou graag....
  • Entschuldigung, ich brauche eine Auskunft. = Pardon, ik wil graag informatie.
  • Können Sie mir das bitte schriftlich bestätigen? = Kunt u mij dat aub schriftelijk bevestigen?
  • Die Straße ist für Busse gesperrt. = De straat is voor bussen afgesloten.
  • In dieser Stadt gibt es viele sehenswerte Denkmäler. = In deze stad zijn veel bezienswaardige monumenten.
  • Dürfen wir diese Ware in das Land einführen? = Mogen wij deze waren in het land invoeren?
  • Den Flug erreichst du sicher nicht mehr! = De vlucht haal je zeker niet meer!
  • Der Fahrgast hat keine Fahrkarte. = De reiziger heeft geen kaartje.
  • Haben Sie eine Einreisegenehmigung? = Heeft u een toestemming tot reizen?
  • Tut mir Leid, ich bin nicht aus der Gegend... = Het spijt me, ik kom niet uit de buurt.
  • Ich nehme den Flieger um 12 Uhr. = Ik neem het vliegtuig om 12 uur.
  • Gute Fahrt! Und fahr vorsichtig! = Goede reis! En rij voorzichtig!