Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Duits Nederlands
  • wandern = een trektocht maken
  • faulenzen = luieren
  • klettern = klimmen
  • Ski fahren = skiën
  • Snowboard fahren = snowboarden
  • schnorcheln = snorkelen
  • tauchen = duiken
  • sich sonnen = zonnen
  • braun werden = bruin worden
  • der Sonnenbrand = de zonnebrand
  • der Strand = het strand
  • die Berge = de bergen
  • das Meer = de zee
  • der See = het meer
  • in der Nähe von = in de buurt van
  • im Süden = in het Zuiden
  • im Westen = in het Westen
  • im Norden = in het Noorden
  • im Osten = in het Oosten
  • nördlich von = noordelijk van
  • neben = naast
  • hinter = achter
  • unter = onder
  • zwischen = tussen
  • über = over; boven