Anglia

Anglia

Woordjes leren voor het Anglia-examen doe je met Wozzol! Voor de Anglia niveaus First Step, Junior, Primary en Preliminary zijn er woordenlijsten. Ga voor meer informatie over Anglia naar: www.anglianetwork.eu.

 

 

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • His name is under the photo. = Zijn naam staat onder de foto.
  • The pen is on the table. = De pen is op de tafel.
  • The shoes are in the bedroom. = De schoenen zijn in de slaapkamer.
  • The garden is behind the house. = De tuin is achter het huis.
  • We are at school. = We zijn op school.
  • Is it your bag? = Is dat jouw tas?
  • They are in their house. = Zij zijn in hun huis.
  • We drink our milk. = We drinken onze melk.
  • John is my friend. = John is mijn vriend.
  • It is his father. = Het is zijn vader.
  • It is her father. = Het is haar vader.
  • Are you ten years old? = Ben jij tien jaar?
  • We have a car. = Wij hebben een auto.
  • They play tennis. = Zij spelen tennis.
  • She is tall. = Zij is groot.
  • It is a monkey. = Het is een aap.
  • I eat an apple. = Ik eet een appel.
  • He is seven years old. = Hij is zeven jaar.