Anglia

Anglia

Woordjes leren voor het Anglia-examen doe je met Wozzol! Voor de Anglia niveaus First Step, Junior, Primary en Preliminary zijn er woordenlijsten. Ga voor meer informatie over Anglia naar: www.anglianetwork.eu.

 

 

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • I wait till six o'clock; then I go home. = Ik wacht tot zes uur; dan ga ik naar huis.
  • These bicycles are black and those bicycles are white. = Deze fietsen zijn zwart en die fietsen zijn wit.
  • This car is red and that car is blue. = Deze auto is rood en die auto is blauw.
  • He writes with a pen or a pencil. = Hij schrijft met een pen of een potlood.
  • John and Mary are in the kitchen. = John en Mary zijn in de keuken.
  • He is not at school because he is ill. = Hij is niet op school omdat hij ziek is.
  • They usually drink tea at breakfast. = Zij drinken meestal thee bij het ontbijt.
  • Today it is wednesday. = Vandaag is het woensdag.
  • Sometimes they go to the countryside. = Zij gaan soms naar het platteland.
  • They often go to the zoo. = Zij gaan vaak naar de dierentuin.
  • I can't talk to you now. = Ik kan nu niet met je praten.
  • We never make homework on Sunday. = Wij maken 's zondags nooit huiswerk.
  • Every week I go to my grandmother. = Ik ga elke week naar mijn oma.
  • She eats an apple every day. = Zij eet elke dag een appel.
  • At this moment the baby is sleeping. = Op dit moment slaapt de baby.
  • I always go to bed at half past eight. = Ik ga altijd om half negen naar bed.