Anglia

Anglia

Woordjes leren voor het Anglia-examen doe je met Wozzol! Voor de Anglia niveaus First Step, Junior, Primary en Preliminary zijn er woordenlijsten. Ga voor meer informatie over Anglia naar: www.anglianetwork.eu.

 

 

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • They can cook. = Zij kunnen koken.
  • He can play the guitar. = Hij kan gitaar spelen.
  • John isn't studying now. = John is nu niet aan het studeren.
  • Sue doesn't like dogs. = Sue houdt niet van honden.
  • Is she eating her breakfast at the moment? = Is ze nu aan het ontbijten?
  • Are the children doing their homework? = Zijn de kinderen hun huiswerk aan het maken?
  • Do you have a computer? = Heb jij een computer?
  • Do they often go to the cinema? = Gaan zij vaak naar de bioscoop?
  • My brothers are playing football in the park at the moment. = Mijn broers zijn nu in het park aan het voetballen.
  • My brothers like playing football in the park. = Mijn broers spelen graag voetbal in het park.
  • My cat likes sleeping in the garden. = Mijn kat slaapt graag in de tuin.
  • I always take the bus to school. = Ik neem altijd de bus naar school.
  • She is thirteen years old. = Zij is dertien jaar.
  • My uncle lives in a small house. = Mijn oom woont in een klein huis.
  • There are four girls in the kitchen. = Er zijn vier meisjes in de keuken.
  • There is a book on the table. = Er ligt een boek op de tafel.