Anglia

Anglia

Woordjes leren voor het Anglia-examen doe je met Wozzol! Voor de Anglia niveaus First Step, Junior, Primary en Preliminary zijn er woordenlijsten. Ga voor meer informatie over Anglia naar: www.anglianetwork.eu.

 

 

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • Whose pen is this? = Wiens pen is dit?
  • Who has got a kite? = Wie heeft een vlieger?
  • Where is the car park? = Waar is de parkeerplaats?
  • When do you make your homework? = Wanneer maak je je huiswerk?
  • When do you take breakfast? = Wanneer ontbijt je?
  • What is it? = Wat is dat?
  • The dog sleeps under the table. = De hond slaapt onder de tafel.
  • I always take the bus to school. = Ik neem altijd de bus naar school.
  • The books are on the desk. = De boeken zijn op het bureau.
  • The swimming pool is near the park. = Het zwembad is vlakbij het park.
  • The restaurant is in front of the cinema. = Het restaurant is tegenover de bioscoop.
  • The garden is behind the house. = De tuin is achter het huis.
  • We are at school. = Wij zijn op school.
  • They are listening to their teacher. = Zij luisteren naar hun leraar.
  • He plays with his soldiers. = Hij speelt met zijn soldaatjes.
  • She is wearing her red T-shirt. = Zij draagt haar haar rode T-shirt.
  • What is your name? = Wat is jouw naam?
  • My name is ... = Mijn naam is ...