Anglia

Anglia

Woordjes leren voor het Anglia-examen doe je met Wozzol! Voor de Anglia niveaus First Step, Junior, Primary en Preliminary zijn er woordenlijsten. Ga voor meer informatie over Anglia naar: www.anglianetwork.eu.

 

 

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • (to) walk = wandelen
  • (to) understand = begrijpen
  • She has got a bicycle. = Zij heeft een fiets.
  • (to) write = schrijven
  • (to) work = werken
  • (to) wear = dragen
  • (to) watch = kijken naar
  • (to) wash = wassen
  • (to) want = willen
  • (to) tell = vertellen
  • (to) talk = praten
  • (to) swim = zwemmen
  • (to) start = beginnen
  • (to) stand = staan
  • (to) sleep = slapen
  • (to) sit = zitten
  • tu run = rennen
  • (to) ride = rijden
  • (to) read = lezen
  • (to) play = spelen