Anglia

Anglia

Woordjes leren voor het Anglia-examen doe je met Wozzol! Voor de Anglia niveaus First Step, Junior, Primary en Preliminary zijn er woordenlijsten. Ga voor meer informatie over Anglia naar: www.anglianetwork.eu.

 

 

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • My father bought a new car yesterday. = Mijn vader heeft gisteren een nieuwe auto gekocht.
  • Stand near the door. = Ga bij de deur staan.
  • Take a piece of paper. = Pak een stuk papier.
  • I can play the guitar. = Ik kan gitaar spelen.
  • I have never seen a dophin. = Ik heb nog nooit een dofijn gezien.
  • Have you ever been in London? = Ben je ooit in Londen geweest?
  • She has just eaten a sandwich. = Zij heeft net een boterham gegeten.
  • Did John drink his milk? = Heeft John zijn melk opgedronken?
  • They went to a restaurant. = Zij zijn naar een restaurant gegaan.
  • I watched a football match last night. = Ik heb gisteravond naar een voetbalwedstrijd gekeken.
  • What did you do yesterday? = Wat heb je gisteren gedaan?