Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • fast = hard
  • all of a sudden = opeens
  • since = sinds
  • chapter = hoofdstuk (het)
  • have started = begonnen
  • subjects = onderwerpen
  • dealt with = behandeld
  • have talked (about) = hebben het gehad (over)
  • meanwhile = inmiddels
  • far better = veel beter
  • presentation = presentatie (de)
  • floor is yours = woord is aan jou
  • contents = inhoud (de)
  • offers = biedt
  • sufficient/ ample = voldoende
  • material = stof (de)
  • show = wijzen
  • again = ook al weer
  • do you remember = herinner je
  • it is time = is het tijd
  • as = zoals
  • relatively = relatief
  • unfamiliar = onbekende
  • choose = kies
  • interest = interesseert
  • in relation with = naar aanleiding
  • have a look = bekijk
  • below = hieronder
  • follow = volgt
  • student = cursist (de)
  • easy = gemakkelijk
  • simple = eenvoudig
  • rules = regels
  • goes with/ is related to = hoort (bij)
  • prepare = bereid voor
  • decide = beslis
  • paper = papier (het)
  • good luck = succes
  • assignment = opdracht (de)