Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • target market = doelgroep
  • advertisement = advertentie
  • brand = merk
  • chain = keten
  • consumer = consument
  • image = imago
  • logo = logo
  • manufacturer = producent
  • product = product
  • a big name = beroemdheid
  • to call sb names = iemand uitschelden
  • stage name = artiestennaam
  • you name it = noem maar op
  • what's-his/her-name = dinges
  • to name the day = de dag kiezen
  • the name of the game = dat zijn de spelregels
  • to make a name for yourself = naam maken als
  • to distinguish = onderscheiden
  • impact = effect
  • unique = uniek
  • memorable = gemakkelijk te onthouden
  • to make a fool of sb = iemand voor schut zetten
  • approved = erkend
  • permission = toestemming
  • a household name = een begrip
  • to blend in = opgaan in
  • have to / should / must = moeten
  • don't have to = iets niet hoeven te (doen)
  • ought to = horen
  • shouldn't = niet moeten
  • had better = (kunnen) beter
  • had better not = (kunnen) beter niet
  • can = mogen
  • can't / mustn't = niet mogen