EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Engels
Cambridge University Press
THiNK
B2 - Deel 4 - 1e editie
Hoofdstuk 12 - More to explore
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Engels
Nederlands
to hold
=
bevatten
to reveal
=
onthullen
inhospitable
=
onherbergzaam
to determine
=
bepalen
immense
=
immens
advance
=
vooruitgang
to conduct
=
realiseren
harsh
=
bar
vast
=
groot
biodiversity
=
biodiversiteit
species
=
soort
mammal
=
zoogdier
unsuitable
=
ongeschikt
to drill
=
boren
tragic
=
tragisch
reef
=
rif
bay
=
baai
dune
=
duin
canyon
=
kloof
waterfall
=
waterval
mountain range
=
bergketen
volcano
=
vulkaan
glacier
=
gletsjer
ancestry
=
afkomst/afstamming
origins
=
herkomst
monumental
=
monumentaal
territory
=
gebied
to establish
=
vormen
timid
=
schuw
disturbed
=
verontrust
to wound
=
verwonden
arrow
=
pijl
protection
=
bescherming
motto
=
devies/motto
to make friends
=
vriendschap sluiten/vrienden maken
to make a deal
=
een overeenkomst sluiten
to give advice
=
advies geven
to make a journey
=
een reis maken
to make a speech
=
een speech geven
to play a part
=
deel van iets zijn
make progress
=
vooruitgang boeken
make a wish
=
een wens doen
make an effort
=
zich inspannen
make a decision
=
een besluit nemen
do research
=
onderzoek doen
make money
=
geld verdienen
take revenge
=
wraak nemen
play the fool
=
de lolbroek uithangen
give an example
=
een voorbeeld geven
play a joke
=
een geintje uithalen
make a complaint
=
een klacht indienen
take advantage of
=
benutten
make amends
=
iets weer goedmaken
make fun of sb
=
uitlachen
dawn
=
zonsopgang
clumsily
=
onhandig
aware
=
bewust
motionless
=
bewegingsloos
intently
=
aandachtig
gaze
=
staren
break out
=
uitbreken
anchor
=
anker