Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • light = aansteken
  • candle = kaars
  • at = aan
  • front door = voordeur
  • hide = verstoppen
  • silly hat = feestmuts
  • grab = pakken
  • blow out = rolfluit
  • we’ve got loads = we hebben er zat / we hebben er genoeg
  • wonder = zich afvragen
  • put the lights on = het licht aandoen
  • enjoy = genieten
  • in charge of = zorgen voor
  • birthday cake = verjaardagstaart
  • treat = traktatie
  • fancy = zin hebben
  • wear = dragen
  • getting married = gaan trouwen
  • wedding = trouwerij
  • plan = van plan zijn
  • kind = soort
  • festivities = feestelijkheden
  • ceremony = ceremonie
  • groom = bruidegom
  • prepare a meal = eten klaarmaken
  • spicy = scherp / flink gekruid / scherp gekruid
  • occasion = gelegenheid
  • excited = opgewonden
  • somewhere in June = ergens in juni
  • chocolate letter = chocoladeletter
  • Santa Claus = kerstman
  • wrapping = verpakking
  • call = noemen
  • beard = baard
  • North Pole = noordpool
  • reindeer = rendier
  • celebration = viering
  • Christmas tree = kerstboom
  • turkey = kalkoen
  • help out = uit de brand helpen
  • during = tijdens
  • celebrate = vieren
  • usually = gewoonlijk
  • at the end = aan het einde
  • come from = komen uit
  • fireworks = vuurwerk
  • sweets = snoep
  • bake = bakken
  • in this way = op deze manier
  • once = ooit eens
  • belong to = horen bij
  • take = nemen / pakken
  • in half an hour = over een half uur
  • as long as = als
  • main entrance = hoofdingang
  • twinkle = schitteren
  • all year round = het hele jaar door
  • change = wisselgeld
  • I've no idea = Ik heb geen idee
  • chocolates = bonbons
  • shop assistant = verkoper
  • handbag = handtas
  • department = afdeling
  • special offer = speciale aanbieding
  • decide = beslissen
  • what a shame = wat jammer