Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • a cup of tea = een kopje thee
  • are you sure = weet je het zeker
  • bad = slecht
  • because = omdat
  • busy = druk / druk bezig
  • but = maar
  • difficult = moeilijk
  • gran / grandmother / grandma = oma
  • learn = leren
  • letter = brief
  • phone = bellen / telefoneren
  • read = lezen
  • send = sturen
  • sometimes = soms
  • think = denken / vinden
  • always = altijd
  • boring = saai
  • call = bellen
  • coffee = koffie
  • date = datum
  • different = verschillend / anders
  • excellent = uitstekend
  • expensive = duur
  • for example = bijvoorbeeld
  • interesting = interessant
  • job = baan
  • life = leven
  • love = liefde
  • parents = ouders
  • sell = verkopen
  • serious = serieus
  • telephone number = telefoonnummer
  • tomorrow = morgen
  • use = gebruiken
  • without = zonder
  • write = schrijven
  • young = jong
  • advice = advies
  • alone = alleen
  • behind = achter
  • change = veranderen
  • eat = eten
  • fast = snel
  • forget = vergeten
  • head = hoofd
  • hour = uur
  • ice cream = ijs / ijsje
  • listen = luisteren
  • on holiday = op vakantie
  • wait = wachten
  • want = willen
  • woman = vrouw
  • year = jaar
  • yesterday = gisteren
  • buy = kopen
  • early = vroeg
  • match = wedstrijd
  • pay = betalen
  • play = spelen
  • ticket = kaartje