Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • art = kunst
  • old-fashioned = ouderwets
  • bows and arrows = bogen en pijlen
  • job = baan
  • snake = slang
  • slide / glide = glijden
  • hunt = jagen
  • on their own = in hun eentje
  • necklace = ketting
  • item = ding
  • straw = rietje
  • tie a knot = knopen
  • attach = vastmaken
  • switch on / turn on = aanzetten
  • back = achterkant
  • use = gebruiken
  • screen = scherm
  • while = terwijl
  • wall = muur
  • shut = dichtdoen
  • heat = verwarmen
  • washer = wasmachine
  • dryer = droger
  • kind of = soort
  • difficulty = moeilijkheid
  • attention = aandacht
  • treat = iets lekkers
  • hold = houden
  • above = boven
  • towards = in de richting van
  • be kind = aardig zijn
  • during = gedurende
  • add = toevoegen
  • straight = recht
  • side = kant
  • almost = bijna
  • stripe = streep
  • spot = stip
  • all kinds of / all sorts of = allerlei soorten
  • trick = truc
  • anywhere = overal / waar je wilt
  • in the back = achterin
  • lead singer = zanger / zanger in een band
  • pretty amazing = nogal geweldig