Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • a few / some = een paar
  • airplane / aeroplane / plane / aircraft = vliegtuig
  • hold = vasthouden
  • left = links
  • lie = liggen
  • next to = naast
  • right = rechts
  • sit = zitten
  • catch = vangen
  • game = spel
  • mean = betekenen
  • point = punt
  • run = rennen
  • score = scoren
  • tourist = toerist
  • why = waarom
  • work = werken
  • coffee = koffie
  • dance = dansen
  • free = gratis
  • friendly = vriendelijk
  • kids / children = kinderen
  • more = meer
  • popular = populair
  • but = maar
  • newspaper = krant
  • terrible = vreselijk
  • understand = begrijpen
  • watch = kijken