Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • presence = aanwezigheid
  • indications = aanwijzingen
  • to determine = bepalen
  • involved = betrokken
  • evidence = bewijsmateriaal / bewijs
  • belongings = bezittingen
  • to anger = boos maken
  • diary = dagboek
  • to share = delen
  • heartbroken = diepbedroefd
  • goal = doel
  • lack of = gebrek aan
  • behaviour = gedrag
  • common = gemeenschappelijk
  • to lend a hand = hulp bieden
  • can't help but = kan het niet laten
  • invasion of = inbreuk op
  • caring = meelevend
  • clean = niet drugsgebruikend
  • to negotiate = onderhandelen
  • immediately = onmiddellijk
  • at an early age = op jonge leeftijd
  • issues = problemen
  • adolescents = pubers
  • to hang out = rondhangen
  • argument = ruzie
  • established = vastgesteld
  • a desire for = verlangen naar
  • to suspect = vermoeden
  • destructive = vernietigend
  • trust = vertrouwen
  • expectations = verwachtingen
  • according to = volgens
  • odd = vreemd
  • mental = geestelijk
  • tense = gespannen
  • bold = gewaagd
  • to upset = in de war sturen
  • approach = methode
  • supportive = ondersteunend
  • in that way = op die manier
  • to conquer = overwinnen
  • muscle = spier
  • pace = tempo
  • in the stands = op de tribune
  • to require = vereisen
  • satisfaction = voldoening
  • stock exchange = aandelenbeurs / beurs
  • to get injured = een blessure oplopen
  • disabled = gehandicapt
  • upset = geschokt
  • extreme = gevaarlijk en opwindend
  • scar = litteken
  • thrill / excitement = opwinding
  • to convince = overtuigen
  • local = plaatselijke bewoner
  • crew = ploeg
  • wheelchair = rolstoel
  • to somersault = salto maken
  • urge = sterke drang
  • gear = uitrusting
  • due to = vanwege
  • to be addicted to = verslaafd zijn aan
  • addiction = verslaving
  • vehicle = voertuig
  • suicide rates = zelfmoordcijfers
  • tough = zwaar
  • current affairs = actualiteiten
  • major = belangrijkste / belangrijke
  • policy = beleid
  • petrol = benzine
  • to object to = bezwaar maken tegen
  • library = bibliotheek
  • to glitter = blinken
  • decade = decennium
  • health warning = waarschuwing voor de gezondheid
  • neat = fraai
  • consequences = gevolgen
  • corporation = groot bedrijf
  • entire = heel
  • to recognize = herkennen
  • tiniest = kleinste
  • mainstream = meest gangbare
  • brand = merk
  • hardly = nauwelijks
  • cover = omslag
  • unconsciously = onbewust
  • underestimate = onderschatten
  • illegible = onleesbaar
  • to go unnoticed = onopgemerkt blijven
  • cereals = ontbijtgranen
  • billboards = reclamebord
  • bar = reep
  • to get hold of = te pakken krijgen
  • to crash into = tegen iets opbotsen
  • whereas = terwijl
  • admittedly = toegegeven
  • counter = toonbank
  • vast = uitgebreid
  • to be supposed to = verondersteld worden
  • to refer to = verwijzen naar
  • shop assistant = winkelbediende
  • to wonder = zich afvragen
  • indication = aanduiding
  • otherwise = anders
  • reward = beloning
  • van = bestelwagen
  • occupation = bezigheid
  • to invade = binnendringen
  • on top of that = daar komt nog bij
  • gesture = gebaar
  • to be faced with = geconfronteerd worden met
  • moderate = gematigd
  • average = gemiddeld
  • face = gericht zijn naar
  • case = geval
  • to grant = geven
  • favour = gunst
  • greed = hebzucht
  • entirely = helemaal
  • briefly = kort
  • deliberately = met opzet
  • to involve = met zich meebrengen
  • illegal = onwettig
  • to inflate = opblazen
  • remark = opmerking
  • screwdriver = schroevendraaier
  • tension = spanning
  • to grab hold of = stevig vastpakken
  • review = terugblikken
  • to tremble = trillen
  • among = onder
  • to assume = aannemen
  • appeal = aantrekkingskracht
  • crafts = ambachten
  • cabin = blokhut
  • rewarding = dankbaar
  • genuinely = echt / werkelijk
  • he is assumed to = er wordt aangenomen dat hij
  • angle = hoek
  • current = huidig
  • costs of living = kosten van levensonderhoud
  • currently = momenteel
  • emergency = nood...
  • maintenance = onderhoud
  • development = ontwikkeling
  • staff = personeel
  • to apply for = solliciteren naar
  • to admit = toegeven
  • allowance = toelage
  • exhausted = uitgeput
  • to broaden = verruimen