EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Engels
Malmberg
Of course!
Of course2-5vwo
Ofcourse2-5v-H4-EN ->
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Engels
Nederlands
advent
=
komst
to be awed
=
vol bewondering
consensus
=
overeenstemming
to captivate
=
boeien / bekoren
distinctive
=
typisch
epoch
=
tijdperk (form. of literair) / tijdperk
to hail
=
als uitstekend beschrijven (in de krant) / als uitstekend beschrijven
to hatch
=
beramen / verzinnen
homage to
=
eerbetoon aan
magnitude
=
belang (van een zaak / partij) / belang
out of sync
=
niet synchroon lopen
to thrive
=
bloeien / succesvol zijn
detectable
=
merkbaar
inherent in
=
eigen aan
pertinent
=
relevant
to persue
=
voortzetten / een bepaalde koers voortzetten / een bepaalde lijn voortzetten
sustained
=
onafgebroken
ale
=
bier
apprenticeship
=
stage / stageperiode
brisk
=
energiek / levendig
canon
=
oeuvre / lijst van erkende werken
cart
=
wagen
convention
=
standaardgebruik
to convey
=
meedelen
to credit somebody with / to credit s.b. with
=
iemand iets toeschrijven
declamatory
=
theatraal / hoogdravend
to disperse
=
uit elkaar gaan
dreary
=
somber
to enhance
=
versterken / vergroten
to house
=
onderdak bieden aan
juggler
=
jongleur
lavish
=
buitensporig
to mutilate
=
verminken
noble
=
van adel
packed with
=
helemaal vol
preliminary
=
voorlopig / voorlopige
resonance
=
akoestiek / weerklank / weergalm
to retain
=
behouden / vasthouden
to rub shoulders with
=
tijd doorbrengen met (een beroemd persoon) / tijd doorbrengen met
soliloquy
=
monoloog / alleenspraak
to put a spell on / to cast a spell on
=
betoveren
stilts
=
stelten
swashbuckling
=
avontuurlijk
synopsis
=
samenvatting
thatched
=
rieten (dak) / rieten
amid
=
onder
animosity
=
vijandigheid / haat
anomalous
=
afwijkend
clarity
=
duidelijkheid
to conduct
=
leiden
connotation
=
bijbetekenis
conventional
=
traditioneel
demanding
=
veeleisend
density
=
dichtheid
devious
=
onoprecht / slinks
devout
=
vroom
elegy on
=
treurdicht / droevig gedicht (i.v.m. iemands dood) / droevig gedicht
to engender
=
veroorzaken
epic
=
epos / heldenverhaal
erudition
=
uitgebreide kennis / geleerdheid
fanciful
=
fantasievol
goblin
=
slechte kabouter / kobold
highbrow
=
met intellectuele onderwerpen
lineage
=
afstamming
to linger on
=
blijven hangen (maar wel zwakker) / blijven hangen
moribund
=
op sterven na dood
onslaught
=
hevige aanval
pedantry
=
te veel aandacht voor regels en details
plausible
=
aannemelijk / geloofwaardig
to pose
=
een bedreiging vormen / vormen
prudery
=
preutsheid
quandary
=
situatie waarin het moeilijk is een keuze te maken / situatie waarin een keuze maken moeilijk is
quintessential
=
wezenlijk / typisch
ravenous
=
begerig / gretig
realm
=
wereld / gebied (lett. en fig.) / gebied
to repel
=
afstoten / tegen de borst stuiten
scope
=
gebied / bereik
sensibility
=
gevoeligheid
unparalleled
=
ongeƫvenaard
ambiguity
=
dubbelzinnigheid
to deem
=
achten / beschouwen
derogatory
=
negatief
detrimental
=
schadelijk
to the fore
=
in de belangstelling
to incense
=
zeer kwaad maken
incitement
=
aansporing (tot iets negatiefs) / aansporing
insidious
=
schadelijk zonder dat het snel opgemerkt wordt / schadelijk zonder dat het opgemerkt wordt
lewd
=
schunnig / obsceen
licentious
=
porno
ostensible
=
schijnbaar
purveyor
=
leverancier
qualms
=
schuldgevoel
retailer
=
winkelier
uplifting
=
opbeurend
articulate
=
duidelijk (verwoord) / duidelijk
bourgeois
=
van de middenklasse
derivation
=
afgeleide
elusive
=
onbereikbaar / ongrijpbaar
to embed in
=
inbedden
esteem
=
achting
to indulge in
=
zich uitleven in
to loathe
=
van iets walgen / walgen
numbness
=
gevoelloosheid
peril
=
gevaar