EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Engels
Malmberg
Of course!
Of course3-4havo
Ofcourse3-4h-H4-NE (Nieuw)
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Engels
Nederlands
to encourage
=
aanmoedigen
to beg
=
bedelen
site
=
belangrijke plaats / plaats
within
=
binnen (+ periode) / binnen
source
=
bron
foreign
=
buitenlands
main
=
hoofd- / voornaamste
receipt
=
kassabon
apparently
=
kennelijk / blijkbaar
regarding
=
met betrekking
currency
=
munteenheid / valuta
fake
=
nep / onecht
to bargain
=
onderhandelen
meanwhile
=
ondertussen
attempt
=
proberen / pogen
dozens of
=
tientallen
to lend
=
uitlenen
to rely
=
vertrouwen op
to replace with
=
vervangen door
to make progress
=
vooruitgang boeken
to afford
=
zich veroorloven
to settle
=
zich vestigen
civilised
=
beschaafd
destination
=
bestemming
to be fed up with
=
beu zijn / genoeg hebben van
resident
=
bewoner
mayor
=
burgemeester
steady
=
constant / gestaag
daily
=
dagelijks
grateful
=
dankbaar
survey
=
enquête
fountain
=
fontein
fault
=
fout
embarrassing
=
gênant
marvellous
=
geweldig / prachtig
guide
=
gids
growth
=
groei / toename
to employ
=
in dienst hebben
break
=
korte vakantie
incapable of
=
niet in staat om
to deal with
=
omgaan met
poll
=
opiniepeiling
to vomit
=
overgeven
accurately
=
precies / nauwkeurig
to gather
=
samenkomen / zich verzamelen
atmosphere
=
sfeer
taste
=
smaak
to provoke
=
uitdagen / provoceren
to ban
=
verbieden
to endure
=
verdragen
to assure
=
verzekeren
major
=
zeer belangrijk / zeer groot
inhabitant
=
bewoner / inwoner
hardly ever
=
bijna nooit
25-euro fine
=
boete van 25 euro
guard
=
conducteur
witness
=
getuige
cosy
=
gezellig
delicious
=
heerlijk
don't mind
=
het niet erg vinden om / het niet erg vinden
capital
=
hoofdstad
to put together
=
in elkaar zetten
cash desk
=
kassa
chewing gum
=
kauwgom
monastery
=
klooster
work of art
=
kunstwerk
latter
=
laatstgenoemde
lively
=
levendig
match
=
lucifer
monk
=
monnik
neither … nor
=
noch ... noch
among other
=
onder andere
tube
=
ondergrondse / metro
to cross
=
oversteken
Pope
=
paus
creature
=
schepsel
opposite
=
tegenover
exhibit
=
tentoongesteld voorwerp
happen to see
=
toevallig zien
as a matter of fact
=
trouwens
to jump
=
voordringen
spare time
=
vrije tijd
to be mistaken
=
zich vergissen
as well as
=
zowel ... als
to recommend
=
aanbevelen
to decline
=
afnemen in aantal / afnemen
distinct
=
apart / afzonderlijk
interest
=
belang
significant
=
belangrijk
policy
=
beleid
contribute to
=
bijdragen aan / een bijdrage leveren aan
suburbs
=
buitenwijken
rate
=
cijfer
thanks to
=
dankzij / wegens
apology
=
excuus / verontschuldiging
event
=
gebeurtenis
to be forced
=
gedwongen
to heal
=
genezen
elect
=
kiezen
rural
=
landelijk (van een gebied) / landelijk
to join
=
lid worden van
suffer from
=
lijden onder
abuse
=
misbruik
to ignore
=
negeren
moving
=
ontroerend
judgement
=
oordeel
to establish
=
oprichten
procession
=
optocht / stoet
to take place
=
plaatsvinden
foster family
=
pleeggezin
harm
=
schade
by the time
=
tegen de tijd dat
extensive
=
uitgebreid
determination
=
vastberadenheid
comparable
=
vergelijkbaar
representative
=
vertegenwoordiger
to care for
=
verzorgen
appreciation
=
waardering
despair
=
wanhoop
mutual
=
wederzijds