Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • to know = kennen, weten / kennen / weten
  • knew = kenden, wisten / kenden / wisten
  • Scotland = Schotland
  • difficult = moeilijk
  • to spell = spellen
  • not … either = ook niet
  • to come = komen
  • came = kwamen
  • California = Californië
  • to move = verhuizen
  • to have = hebben
  • had = hadden
  • centre = centrum
  • to seem = lijken
  • to mean = betekenen
  • meant = betekenden
  • safe = veilig
  • to think = denken
  • thought = dachten
  • college = middelbare school
  • to find out = ontdekken
  • found out = ontdekten
  • fare = tarief, prijs / tarief / prijs
  • bus pass = abonnement
  • pass = kortingskaart
  • to tell = vertellen
  • told = vertelden
  • day return = dagretour
  • that way = op die manier
  • to buy = kopen
  • bought = kochten
  • single = enkele reis
  • to get = krijgen
  • got = kreeg, kregen / kreeg / kregen
  • to stick with = blijven bij
  • stuck with = bleef bij, bleven bij / bleef bij / bleven bij
  • to look after = zorgen voor
  • to cost = kosten
  • cost = kostten
  • change = wisselgeld
  • bus driver = buschauffeur
  • to introduce = voorstellen
  • lots of = veel
  • apartment = appartement