Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • to bet / bet = wedden
  • bet = wedde, wedden / wedde
  • only child = enig kind
  • obvious = duidelijk
  • to shut up = de mond snoeren
  • shut up = snoerde de mond, snoerden de mond / snoerde de mond / snoerden de mond
  • hard = hard
  • to come along = meegaan
  • disappointed = teleurgesteld
  • whatever = wat dan ook
  • letterbox = brievenbus
  • excited = opgewonden
  • awesome = gaaf
  • college = universiteit
  • at first = eerst
  • another = weer zo'n
  • to read = lezen
  • read = las, lazen / las / lazen
  • best seller = bestseller
  • foreigner = buitenlander
  • in fact = in feite
  • president = voorzitter
  • to protect = beschermen
  • rural = landelijk
  • totally = helemaal, totaal / helemaal / totaal
  • website = website
  • actually = eigenlijk
  • author = schrijver
  • extremely = ontzettend
  • guy = vent, kerel / vent / kerel
  • to give a call = opbellen
  • gave a call = belde op, belden op / belde op / belden op
  • to mind = erg vinden