EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Engels
ThiemeMeulenhoff
New Interface
2 t-havo-vwo
2 blue-Unit3-Lesson13
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Engels
Nederlands
festival
=
festival, feestdag / festival / feestdag
meaning
=
betekenis
to bring
=
brengen
brought
=
bracht, brachten / bracht / brachten
to open
=
uitpakken
to wear
=
dragen
wore
=
droeg, droegen / droeg / droegen
slippers
=
pantoffels
till
=
tot, totdat / totdat / tot
style
=
stijl
in trouble
=
in de problemen
at yours
=
bij jou thuis, bij jullie thuis / bij jou thuis / bij jullie thuis
Muslim
=
Moslim
loads
=
een heleboel
Eid
=
Suikerfeest
Ramadan
=
ramadan,vastenmaand / vastenmaand / ramadan
Boxing Day
=
tweede kerstdag
match / race
=
wedstrijd
donation box
=
collectebus
to hand out
=
uitdelen
theory
=
theorie
leftover
=
restje
servant
=
bediende
postman
=
postbode
dustman
=
vuilnisman
tip
=
fooi
fox hunting
=
vossenjacht
until
=
tot, totdat / tot / totdat
to ban
=
verbieden
store
=
winkel
yacht
=
jacht,zeiljacht / jacht / zeiljacht
race
=
wedstrijd, race / race
neighbour
=
buurman, buurvrouw / buurman / buurvrouw
boyfriend
=
vriendje, vriend / vriend / vriendje
to dream
=
dromen
dreamt
=
droomde, droomden / droomde / droomden
water-skiing
=
waterskiƫn
to mean
=
van plan zijn
to ring
=
opbellen
rang
=
belde op, belden op / belde op / belden op
to fly
=
vliegen
flew
=
vloog, vlogen / vloog / vlogen
UK
=
het Verenigd Koninkrijk
you lot
=
allemaal, jullie allemaal / allemaal / jullie allemaal
romance
=
romantiek
stocking
=
kous
fasting
=
het vasten
the homeless
=
de daklozen