EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Engels
ThiemeMeulenhoff
New Interface
3 t-havo-vwo
3 blue-Unit6-Lesson28
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Engels
Nederlands
motive
=
reden, motief / reden / motief
to forgive / forgave / forgiven
=
vergeven / vergaf / vergeven
troublemaker
=
herrieschopper
consequences
=
gevolgen
frankly
=
eerlijk gezegd
incorrect(ly)
=
onterecht, ten onrechte / onterecht / ten onrechte
to set the record straight
=
iets rechtzetten
to be made redundant
=
ontslagen worden
to assume
=
aannemen, veronderstellen / aannemen / veronderstellen
fortnight
=
veertien dagen, twee weken / veertien dagen / twee weken
car boot sale
=
kofferbakverkoop
bloke
=
gozer, vent / gozer / vent
to sell on / sold / sold
=
doorverkopen / verkocht / verkocht
goods
=
goederen
till
=
kassa
to clear the air
=
een misverstand uit de weg ruimen
to dislike
=
een hekel hebben aan
all over the place
=
Overal
urgently / urgent
=
dringend
to repay / repaid / repaid
=
terugbetalen / betaalde terug / terugbetaald
to catch / caught / caught
=
pakken, vangen / ving / gevangen / pakken / pakte / gepakt / vangen / ving / gevangen
leader
=
leider
prison
=
gevangenis
to charge
=
aanklagen
court case
=
rechtszaak
fine
=
boete
community service
=
taakstraf
sentence
=
straf, veroordeling / straf / veroordeling
to surround
=
omringen
to be on about something
=
het ergens over hebben
to be at stake
=
op het spel staan
to pinch
=
jatten
conscience
=
geweten
to be on probation
=
in je proeftijd zitten
probation
=
proeftijd
bear a grudge
=
haatdragend zijn