Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • trip = reis
  • to be familiar (with) = bekend zijn (met) / bekend raken (met) / bekend zijn (met), bekend raken (met) / bekend raken (met), bekend zijn (met)
  • axis = spil / as / spil, as / as, spil
  • to spin = snel draaien
  • gravity = zwaartekracht
  • simulation = nabootsing / simulatie / nabootsing, simulatie / simulatie, nabootsing
  • shuttle = ruimtependel
  • mission = missie
  • task = taak
  • to manage = aankunnen
  • to be sick = overgeven / ziek zijn / misselijk zijn / ziek zijn, misselijk zijn, overgeven / overgeven, ziek zijn, misselijk zijn
  • piece of cake = eitje / makkie / makkie, eitje / eitje, makkie
  • weightless = gewichtloos
  • amazing = verbazingwekkend