Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • achievement = prestatie
  • athlete = atleet, sporter
  • to become = worden
  • calendar = kalender, agenda
  • to compete = strijden
  • course = baan
  • to depend = er vanaf hangen
  • to discover = ontdekken
  • distance = afstand
  • event = onderdeel (van een sport)
  • forwards = vooruit
  • to hold = vasthouden
  • mixed = gemengd
  • position = positie, houding
  • to represent = vertegenwoordigen
  • still = toch
  • track = renbaan, racebaan
  • treat = traktatie
  • up = omhoog
  • viewers = kijkers