Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • article = artikel
  • assistant = assistent
  • be able to (to) = in staat zijn, kunnen
  • bite (to) – bit – bitten = bijten – beet – gebeten
  • bored = verveeld
  • bottle = fles
  • celebrity = beroemdheid
  • convenient = geschikt
  • empty = leeg
  • instead = in plaats van
  • lead = hondenriem
  • local = plaatselijk
  • Mr = meneer
  • Mrs = mevrouw
  • niece = nicht(je)
  • wild = wild