Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • a fat person = een dik persoon
  • a thin person = een dun persoon
  • a pair of shoes = een paar schoenen
  • a tall person = een lang persoon
  • a short person = een klein persoon
  • beautiful = mooi
  • blond hair = blond haar
  • blouse = bloes
  • boots = laarzen
  • clothes = kleren
  • coat = jas
  • colour = kleur
  • curly hair = krullend haar
  • straight hair = stijl haar
  • dress = jurk
  • earrings = oorbellen
  • glasses = bril
  • jeans = spijkerbroek
  • old = oud
  • pink = roze
  • purple = paars
  • shop = winkel
  • short hair = kort haar
  • long hair = lang haar
  • skirt = rok
  • socks = sokken
  • sweater = trui
  • to describe = beschrijven van iets
  • to dress = aankleden
  • to show = laten zien
  • to wear = dragen van kleding
  • trousers = broek
  • washing machine = wasmachine
  • young = jong