EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Frans
ThiemeMeulenhoff
Carte Orange
1 havo-vwo
1 hv - Unité 5
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Frans
Nederlands
le hobby
=
de hobby
le cheval
=
het paard
la danse
=
het dansen / de dans
le tennis
=
tennis
le jeu vidéo
=
het computerspel
la musique
=
de muziek
la guitare
=
de gitaar
l’entraînement
=
de training
le champion
=
de kampioen
le tournoi
=
het toernooi
le match / le concours
=
de wedstrijd
l’équipe
=
de ploeg
le concours hippique
=
het concours hippique / het springconcours
le public
=
het publiek
les tribunes
=
de tribunes
participer à
=
deelnemen aan
gagner
=
winnen
faire du cheval
=
paardrijden
faire de la danse
=
dansen
jouer
=
spelen
jouer au tennis
=
tennissen
jouer au foot
=
voetballen
faire de la musique
=
muziek maken
jouer de la guitare
=
gitaar spelen
jouer à un jeu vidéo
=
een computerspel spelen
l’auberge de jeunesse
=
de jeugdherberg
organiser
=
organiseren
la dizaine
=
het tiental
ils vont
=
ze gaan
le but
=
het doel
réunir
=
bijeenbrengen
le jeune
=
de jongere
ils peuvent
=
ze kunnen
échanger
=
uitwisselen / ruilen
leurs idées
=
hun ideeën
des beaux prix
=
mooie prijzen
le vainqueur
=
de overwinnaar
il peut
=
hij kan
suivre
=
volgen
l’écran
=
het scherm
le participant
=
de deelnemer
à partir de
=
vanaf
l’ouverture
=
de opening
le repas
=
de maaltijd
première
=
eerste
la partie
=
het deel
le début
=
het begin
la soirée
=
de avond
la jambe
=
het been
on doit
=
we moeten
important
=
belangrijk
mieux
=
beter
sûr
=
zeker (m)
sûre
=
zeker (v)
sauter
=
springen
depuis
=
sinds
le jour
=
de dag
dans
=
over
tout à l'heure
=
straks
à tout à l’heure
=
tot straks
le tour
=
de beurt
oser
=
durven
rater
=
missen
tomber
=
vallen
grave
=
erg / ernstig
l’année prochaine
=
volgend jaar
marcher
=
lopen
la semaine
=
de week
le repos
=
de rust
pauvre
=
arm
vrai
=
echt / echte
tu vois
=
je ziet
souvent
=
vaak
prochain
=
volgende / aanstaande
contre
=
tegen
le sport
=
de sport
collectionner
=
verzamelen
la signature
=
de handtekening
fini
=
afgelopen
la piscine
=
het zwembad
désolé
=
sorry
le groupe
=
de groep
enregistrer
=
opnemen
le cd
=
de cd
la fille
=
het meisje
le garçon
=
de jongen
prendre
=
nemen
la science
=
de wetenschap
l’article
=
het artikel
la star
=
de ster
la mode
=
de mode
la discussion
=
de discussie
le film
=
de film
si
=
jawel
le genre
=
het genre / het soort
par exemple
=
bijvoorbeeld
moche
=
lelijk
ringard
=
ouderwets / stom